Op 13 november vertrekken wij naar Parijs voor een leuk weekeinde en om Paris Photo te bezoeken. Na wegblokkades bij Lille en een rit door het krankzinnige Parijse vrijdagmiddagverkeer checken we in in ons hotel. Oh kijk, dat is pal naast de Israëlische ambassade waar permanent bewapende politie staat. Ok, dan zal men hier niet zo snel iets proberen, grappen we naar elkaar.
We wandelen via de Champs Elysées naar de Place de la Concorde en genieten van het mooie weer en de fraaie zonsondergang. De kerstmarkt is vandaag geopend en het is erg druk maar gezellig op de Champs Elysées. Het wordt donker en de lampjes gaan aan. Op het Grand Palais wappert de Franse vlag. De rode reclamebanners van Paris Photo hangen overal, daar willen we morgen naartoe. We drinken een apéro op een terrasje en kijken naar de mensen. Na de wandeling vinden we in onze straat een prima restaurantje waar we dineren en genieten van een glas wijn. Het leven is goed.
Net terug op onze hotelkamer krijgen we plots appjes uit Nederland. Er is iets aan de hand in Parijs. We zetten onmiddellijk de Franse TV aan en zien wat er op dat moment op vier kilometer afstand en minder gaande is bij het Stade de France, concertzaal Bataclan en in de Marais! Na een half uur horen we een aantal doffe explosies. We kijken elkaar aan, komt het dichterbij? Het wordt heel stil in onze straat. In de verte horen we voortdurend sirenes. Tot diep in de nacht volgen we het nieuws en appen met het thuisfront dat we veilig zijn.
De volgende ochtend. Het is nog steeds stil in de straat. Opnieuw stemmen we af op de Franse TV en horen geschokt hoeveel slachtoffers er zijn gevallen. Het wil niet doordringen. Is dit echt gebeurd? Het lijkt wel een film. Hetzelfde gevoel dat we hadden bij 9/11. Maar dit is wel heel dichtbij.
Bij de receptie staan toeristen die willen weten of hun geboekte concert nog doorgaat die dag. Nee. Alle musea en tentoonstellingen blijven dicht. Evenementen worden afgelast en de grote winkelketens gaan dicht. We spreken onze afschuw uit over wat er gebeurd is tegen de receptioniste die de TV heeft aanstaan naast haar desk en onophoudelijk naar het scherm staart.
De overheid roept drie dagen van Nationale Rouw uit en vraagt de Parijzenaars zo veel mogelijk thuis te blijven. We willen het weekeinde zo niet voortzetten. We denken aan al die slachtoffers en gewonden. We checken uit en gaan naar de parkeergarage. Bij de bakker worden de stokbroden in grote zakken ingeladen voor de restaurants en hotels. Voor een café wordt koffie gedronken, gerookt en zachtjes gepraat. Voorzichtig begint het leven weer, want wat moet je anders? Wij rijden door een stil Parijs naar het noorden van de stad. Bij de bloedbank staat een lange rij van mensen die bloed komen geven. We verlaten Parijs bij het Stade de France, één van de plaatsen van de aanslagen. Nog steeds is het doodstil op straat. Bij de tolpoorten op de A1 staat de gendarmerie en bij de grens van Frankrijk naar België staat een korte file omdat de gendarmes elke auto scannen.
We zijn thuis. Ongedeerd. Wij hebben geluk gehad. We zijn nog steeds verbijsterd over wat er is gebeurd. Ik begrijp het niet en ben bang en boos tegelijk. Op de Franse radio zegt iemand dat de Franse taal ontoereikend is om te beschrijven wat deze terreurdaad met ons doet. Ik denk niet dat er een taal bestaat die dat wel kan.